View your cart -




"Feestvieren met vrolijke wanorde

EINDHOVEN – Een verjaardagsfeest mag gerust wat wanordelijke trek jes vertonen. Dat is zo in het gewone leven. Dus waarom zou dat niet gelden voor jazzmusicus Michael Moore. Deze week wordt deze rietblazer zestig, en om dat te vieren ging hij met zes collega's het land in voor een korte tournee. Gisteren deden ze de Axes-serie in het Eindhovense jazzcafé Wilhelmina aan. Moore had een aantal grootheden uit het Amsterdamse circuit om zich heen verzameld, zoals trombonist Wolter Wierbos en bassist Arjen Gorter, maar ook twee van zijn voormalige studenten, gitarist Jorrit Westerhof en baritonsaxofonist Giuseppe Doronzo.

Het was dus feest gisteren, en de band was er tuk op om van tijd tot tijd gezellig samen te ontsporen. Het moet gezegd worden dat ze vaak prima in het gareel liepen. Ze speelden stukken van Moore waarin zijn Amerikaanse afkomst steeds doorklonk – een langzame blues, een treurmars die zo uit de straten van New Orleans vandaan had kunnen komen. Maar daar naast ook de swing zoals die aan de overkant van de oceaan geboren werd, met melodieën die Moore op zijn altsax met zachte hand omhoog en omlaag duwde. De Amsterdamse noot zat in de felle, strakke akkoorden waarmee de band van zich afbeet. Een speciale rol was weggelegd voor drummer Michael Vatcher. Telkens probeerde hij andere manieren uit om zijn trommels en bekkens te bespelen - op de zijkant, de onderkant, het statief. En als hij daar even genoeg van had, legde hij een hakkebord (zo'n platte bak met snaren) op zijn drumstel en begon erin te rommelen alsof het een Legodoos was - tikken met speciale hamertjes, machientjes die de snaren hoog lieten zingen door ze elektromagnetisch in trilling te brengen.

Maar het aardigste waren de momenten waarop ieder een eigen kant op schoot en een flinke chaos ontketende. Horen en zien verging je, tot ze als bij toverslag allemaal weer samen opliepen in volle, vette akkoorden.

Concert Michael Moore en band. Gehoord op maandag 1 december bij Axes in Café Wilhelmina, Eindhoven"

René van Peer/Eindhovens Dagblad 2 December, 2014


"Een bijzonder verjaardagsfeestje
Michael Moore Bigtet, vrijdag 28 november 2014, Bimhuis, Amsterdam

Het heeft natuurlijk wel wat om exact op de dag dat Michael Moore 60 wordt een recensie te schrijven van het concert in het Bimhuis. Een concert naar aanleiding van die verjaardag. Michael Moore stelde speciaal voor deze gelegenheid een 'Bigtet' samen voor vier concerten in Nederland en België: Amsterdam, Groningen, Eindhoven en Rijkevorsel.

Een Bigtet dus, ofwel een octet. Met als blazers naast Moore op altsax en klarinet, Giuseppe Doronzo op baritonsax, Eric Boeren op cornet en Wolter Wierbos op trombone. En verder Arjen Gorter op bas en Michael Vatcher op drums, aangevuld met Kaja Draksler op piano en Jorrit Westerhof op gitaar. Een divers gezelschap, deels bestaand uit musici waar Moore al jaren mee samenwerkt. Vatcher, Boeren en Wierbos bijvoorbeeld, die ook in Available Jelly spelen. Maar deels ook uit relatieve nieuwkomers als Doronzo, Draksler en Westerhof.

Michael Moore is intussen zo langzamerhand een van onze belangrijkste jazzmusici, ook al is hij van oorsprong een Amerikaan. Sinds 1982 woont en werkt hij echter in - of vanuit - Nederland. Hij heeft reeds talloze projecten op zijn naam staan en zijn sporen verdiend in de gecomponeerde jazz, de vrije improvisatie en in vele cross-over projecten tussen jazz en niet-westerse muziek. En al die verschillende stijlen en invloeden en het meesterschap in componeren, arrangeren en spelen hoor je terug in dit Bigtet.

Allereerst vallen de composities van Moore op, stevig geworteld in de jazztraditie. Met invloeden vanuit de geschiedenis van de jazz: uit de bigbandtraditie, maar ook uit de jazz van daarvoor, zoals de klank van de begrafenisorkesten uit New Orleans, de vaudeville en de blues. Maar bij Moore leidt dat nooit tot het simpelweg kopiëren. Integendeel. De melodieën en de beat zijn aanwezig, maar de dissonanten die zorgen voor de nodige spanning eveneens. Er zijn meer invloeden: de klassieke muziek en de rock drukken eveneens hun stempel op deze muziek. Dat is duidelijk hoorbaar in de uitvoeringen. Bijvoorbeeld als Moore, Doronzo en Boeren een strakke melodie blazen en Westerhof hier een stevige rocksolo overheen legt. Of als Wierbos ineens ontspoort en zijn eigen gang gaat. Met Draksler, die laat horen goed overweg te kunnen met het klassieke idioom, maar zich evengoed ontpopt als bluespianist, al kan ze de soepele melodieën ook weer vakkundig uit balans brengen.

Over het spel van Moore zelf hoeven we eigenlijk niet veel te zeggen. Gezegend als hij is met een fluwelen, lyrische en toch krachtige toon. Waarbij het meest opvallende misschien wel is dat hij met minimale middelen zo veel zeggingskracht laat zien. Het lijkt allemaal zo eenvoudig wat hij doet.

Maar het was zeker niet Moore alleen die hier liet horen tot de top van de Nederlandse jazz te behoren. De anderen deden zeker niet voor hem onder. Het was mooi om te horen hoe hecht dit gezelschap klonk, ook al was het pas het eerste concert en was er niet al te veel voorbereidingstijd geweest. En eerlijk is eerlijk, dat is dan zéker een compliment waard voor de drie musici die nog maar aan het begin van hun carrière staan: Doronzo, Draksler en - wellicht nog het meest - Westerhof. Maar dat Moore een goede neus heeft voor nieuw talent, dat wisten we al."

Draai om je Oren



"Artist-in residence tijdens soundsofmusic is, samen met componist Klas Torstensson, blazer/componist Michael Moore. Meer dan logisch, want de in Nederland woonachtige Amerikaan is en was in vele werelden actief. Van wereldmuziek, afspraakloze impro, klassiek, theater en zelfs mierzoete jazzmuziek; Moore heeft zijn sporen achtergelaten."

Tim Sprangers/De Volkskrant 19 oktober, 2012



"Het maakt niet uit hoe vaak je deze man al klarinet of altsax hebt horen spelen, elke keer verbluft zijn doeltreffende eenvoud. Hij speelt geen één noot zonder dat die betekenis heeft. Het zou niet verbazen als het sprookje De rattenvanger van Hamelen een keer werkelekheid wordt. Michael Moore, die alle inwoners van Amsterdam rechtstreeks het Ij in loodst. Hij zou het kunnen."

Koen Schouten/Het Parool 29 augustus, 2000



"Als rietblazer Michael Moore een nummer van een ander speelt, klinkt het altijd mooi. Hij kiest naturrlijk wel heel slim ‘mooie’ liedjes uit, maar het begint er bijna op te lijken dat alles wat hij speelt als bij toverslag verandert in een adembenemende compositie.

Moore lijkt de laatste jaren wat minder alleen-maar-verpletterend-betoverend te zijn gaan spelen. Zijn vocabulaire is rijker en veelkleuriger geworden, waardoor zijn spel expressiever klinkt. Verder is het natuurlijk nog steeds of er een engeltje in je oor pieste."

Koen Schouten/De Volkskrant 3 juli, 2001



"Wie dacht niet van improvisatiemuziek te houden, denk daar na een concert van Available Jelly vast anders over. De Amsterdamse all-star groep speelt intens pakkende composities en improviseert daarmee op een hartverwarmende, menselijke manier. Concerten zijn zeldzaam, deze heerlijke cd maakt veel goed.

Het nieuwe kwintet van rietblazer Michael Moore met onder anderen trompettist Eric Vloiemans en drummer Owen Hart, Jr. is een van zijn meest recht-door-zee-moderne-jazz groepen. Intelligente, bloedmooie muziek."

Koen Schouten/De Volkskrant, 29 juli, 2006



"Moore is een begaafde bedenker van liefelijke melodieën, en heeft ook een goed oor voor mooie stukken van anderen. Die eigenschap overheerst hier, wat zijn meest toegankelijke opnamen oplevert. Sierlijk omhoog kringelende lijnen, een donkere, houtige klarinet-klank om langzaam van te nippen, melancholie die soms wordt doorbroken met lichtvoetigheden, en warmte die dankzij intelligentie en fantasie nooit klef wordt."

Frank van Herk/De Volkskrant, 1998



"De soli van Michael Moore - min of meer de leider van de groep - vond ik nogal richtingloos. Dat hij liever geen traditionele jazz meer speelt, is duidelijk. Niet duidelijk is, wat hij dan eigenlijk wél wil."

Jeroen de Valk/Het Parool 29 juli, 1985



"Sinds hij zich in Amsterdam vestigde, zo’n vijftien jaar terug, heeft Michael Moore een uitstekende reputatie opgebouwd. Hij speelt met een grote vaardigheid altsaxofoon, klarinet en basklarinet en soleert zonder problemen zowel ‘vrij’ als over akkordenschema. De kenmerken van zijn spel zijn: een glashelder, smetteloze toonvorming, een afkeer van loos gepriegel en een melodieuze improviseertrant.

In een interview in Het Parool, twee jaar terug, klaagde Moore dat hij zo weinig werk had. Nu hij echter zo’n groot cd-oeuvre aan het opbouwen is, zullen die klachten wel tot het verleden behoren."

Jeroen de Valk/Het Parool, 1992



"Kunst is volgens Gerard Reve: ‘Een gestileerde menselijke handeling of een product daarvan, waarvan een ontroerende werking uitgaat.’

Gestileerde handelingen hebben de Nederlandse improvisatoren in overvloed te beiden. Er is geen gebrek aan spitsvondige ideetjes, bizarre stijcombinaties en klank-onderzoekers die met een saxofoon eenaanlopende centrifuge kunnen imiteren. Maar de ontroering, en daar gaat het uiteindelijk om, ontbreekt vaak. Wat overblijft, is intellectuele Spielerei.

Hoe het ook kan, demonstreert de Amsterdamse Amerikaan Michael Moore (klarinet) met de New-Yorkers Fred Hersch (piano) en Mark Helias (bas) op Bering, drie musici die in allerlei lagen van de jazzwereld respect genieten. Iedere noot komt uit de grond van hun hart, ieder uiterlijk of technisch vertoon is de musici vreemd. Al wordt direct duidelijk dat Moore een juweel van een toon heeft en de andere twee musici hem onberispelijk begeleiden.

Aan relaviteren doet Moore cum suis niet; dat is ook al zo’n verademing. Ze verbergen zich niet achter ironie, zijn niet ‘ongrijpbaar’. Wat mooi is, wordt gewoon mooi gespeeld, zonder dubbele bodems. Vreemd dat zoiets vanzelfsprekends zo bijzonder is."

Jeroen de Valk/Het Parool 17 maart, 1998



Over ramboy #26, #27, #28A&B, #29 and #30:

"Het releasebeleid van rietblazer Michael Moore op zijn eigen Ramboy-label volgt een patroon van grote hoeveelheden in één keer. Ditmaal komt hij met maar liefst zes nieuwe uitgaven (of eigenlijk vijf, want de twee Available Jelly-cd’s vormen in princi- pe één geheel). De zes schijfjes zijn in twee groepen te verde- len. De albums van het Michael Moore Quintet (‘Rotterdam’) en Quartet (‘Amsterdam’) volgen het procedé van de rest van de Ramboy-catalogus: mooi opgenomen, goed gemasterd, en in een fraai vormgegeven hoesje gestoken. De overige vier heeft Moore goedkoop laten produceren, met ruwere opnamen, sim- pele kartonnen hoesjes (waarvan het artwork overigens dik in orde is). Het fijne voor de fans is dat hij deze cd’s ook tegen een sympathiek prijsje aan de man brengt.

ʻEindelijk zijn er weer eens ʻnieuweʼ opnamen van Available Jelly verkrijgbaar.ʼ Waar we ook blij mee mogen zijn, is dat er eindelijk weer eens ‘nieuwe’ opnamen van Available Jelly verkrijgbaar zijn. De vorige cd, ‘Bilbao Song’ dateert immers van 2004. De twee losse cd’s bevatten de registratie van een concert in het Plushok in Baarle Nassau van maart 2007. Dat was het laatste optreden met saxofonist Tobias Delius in de gelederen. Hij vestigde zich in Berlijn, en moest Available Jelly daarom vaarwel zeggen. Dat was een aderlating voor de groep, want we horen hier dat dit een topbezetting was, die in de wonderschone Ellington- arrangementen (onder meer ‘Isfahan’ en ‘Village of the Virgins’) in coloriet niet onder doet voor het orkest van de oude maestro himself. Moore toont hier zijn niet geringe arrangeurskwalitei- ten, want de groep klinkt vele malen groter dan een sextet. Naast deze ‘echte jazz’ horen we een liedje uit Myanmar en veel eigen werk van Moore en Boeren, dat soms aansluit bij klassieke jazzklanken (met subliem growlwerk van Boeren en Wierbos), maar even zo goed ruimte laat voor improvisaties op het scherpst van de snede. Dat de drums van Vatcher op de opname wat bedompt klinken, nemen we graag voor lief. Het is het enige minpuntje van de cd’s. ʻWe horen hoe zeer het Michael Moore Quartet naar elkaar toe is gegroeid sinds het debuutalbum ʻFragileʼ uit 2008.ʼ

Het verschil in opnamekwaliteit tussen de twee platen van het Michael Moore Quartet is wel opvallend, maar wat minstens even opvallend is, is dat er geen enkele doublure in het repertoi- re zit, dat (op één nummer na) geheel van de hand van Moore is. We horen hoe zeer de groep naar elkaar toe is gegroeid sinds het debuutalbum, ‘Fragile’ (2008). De reikwijdte van het kwartet is veel groter geworden. Waar ‘Fragile’, de naam indachtig, vooral breekbare en verstilde muziek liet horen, gaan ‘Amster- dam’ (opgenomen in februari 2010) en ‘Easter Sunday’ (een opname uit april 2011) een stuk verder. De balans tussen her- kenbaarheid en abstractie heeft de groep tot een ware kunst verheven, soms binnen één nummer, zoals in ‘Creeley’ (van ‘Amsterdam’). Er wordt een stevig robbertje geïmproviseerd, soms rauw en abstract, maar de esthetiek van de kamerjazz van Jimmy Giuffre (een held van Moore) is nooit ver weg. Net zo min als de ontroering – bij de afsluiter van ‘Amsterdam’, ‘Arnu Lu Silenziu’, is het bijna onmogelijk om droge ogen te houden.

Het Quintet werd door Michael Moore ooit gestart als een band om ‘echte’ jazz mee te maken, en daarom treffen we hierin voornamelijk medemuzikanten die hun sporen verdiend hebben in groepen die dat idioom uitdragen. Maar uiteraard koos de bandleider ook voor creatieve musici, die de muziek op een hoger plan kunnen tillen. Bovendien zijn alle composities op dit nieuwe album allemaal van de hand van Moore zelf, en die ver- loochent zich niet. Zo zou een gewoon jazzkwintet nooit een volksmuziekachtig stuk als ‘Switz’ op het repertoire nemen, en het contrapunt dat Moore verwerkt in ‘ABCs’ is evenmin gebrui- kelijk in de jazz. Soms herinneren Moore’s thema’s even aan het werk van Wayne Shorter voor het Miles Davis Quintet - en dat is bij tijd en wijle een referentiekader voor deze prachtige groep, die een zelfde vrijheid binnen een vormgevoel aan de dag legde. In ’Whistleblower’ komt dit bijvoorbeeld mooi tot zijn recht.

ʻOp ʻLive in NYCʼ horen we een jubelkreten slakende Han Bennink in supervorm. Hij heeft het duidelijk naar zijn zin.ʼAan het herkenbare handschrift op het hoesje van ‘Live in NYC’ zien we dat Han Bennink zijn stempel op deze plaat heeft ge- drukt, en muzikaal doet hij dat ook. In het trio met Moore en de Amerikaanse accordeonist Will Holshouser is hij in supervorm, en lichtvoetiger dan ooit. Het ad hoc-trio danst door een breed repertoire heen, van volksmuziek van Madagascar via Kurt Weill en het American Songbook tot de Cajun-klassieker ‘Balfa Waltz’. De stijlgetrouwe dansmuziek vliegt af en toe flink door de bocht en mondt uit in open improvisaties, of de vrolijke en melancho- lieke liedjes ontstaan juist uit de onbestemde klanken die Moore en Holshouser uit de wonderbaarlijke combinatie van accordeon en basklarinet toveren. Han Bennink heeft het hoorbaar naar zijn zin, aan de jubelkreten te horen die hij af en toe loslaat."

Herman te Loo, JazzFlits 9 januari, 2012



"Draai om je oren Zes keer raak - zes nieuwe cd's van Michael Moore

Het is al weer ruim vier jaar geleden dat Michael Moore op zijn label Ramboy een cd uitbracht. De laatste was 'Fragile', een kwartet met slagwerker Michael Vatcher, pianist Harm Fraanje en bassist Clemens van der Feen. Dat betekent niet dat hij stil heeft gezeten. Hij maakte de afgelopen jaren onder andere opnamen met de Celano-Baggiani Group en uiteraard ICP. Eind vorig jaar bracht hij in een klap zes cd's op zijn eigen label uit: twee met het kwartet dat op 'Fragile' te horen is, een met zijn kwintet met Eric Vloeimans, een met drummer Han Bennink en accordeonist Will Holshauser, en twee van Available Jelly. De titel 'Fragile' kun je als programmatisch opvatten. Die aanpak is verlaten. Zakelijke titels: Michael Moore Quartet - 'Amsterdam',Michael Moore Quintet - 'Rotterdam', Available Jelly - 'Baarle-Nassau' en Holshauser, Bennink & Moore - 'Live In NYC'.


LantarenVenster, Rotterdam

Een opvallend kenmerk van het Michael Moore Quintet (Ramboy 26) is het samensmelten van de alt/klarinet en de trompet van Vloeimans. De blazers lijken in de thema-exposés met een stem te spreken, bijvoorbeeld in 'What With To Do'. Dat stuk is een ingehouden ballade. 'Switch' heeft ook zo'n thema-exposé, maar de sfeer van het stuk is kamermuziekachtig. Alhoewel de ritmesectie met Owen Hart Jr. en Paul Berner strakker speelt dan die van het kwartet, weet het ook raad met het opvoeren van het tempo, zoals in 'ABC’s', of een vrijere aanpak, zoals in 'Don’t Come', waarin altsax en trompet om elkaar heen buitelen. Pianist Marc van Roon weet in zijn begeleiding de zaak glashelder te houden. Dat het kwintet met stevige tempo's de zaak weet op te stoken, blijkt uit 'Occult'. Uiteraard kent de cd ook een aantal dansante stukken: 'Tittlich' en 'Whistleblower'. Dat laatste stuk is een onvervalste kraker. Door zijn lengte van twaalfeneenhalve minuut kunnen trompet, piano en altsax zich onbekommerd uitstrekken.


Muziekgebouw, Amsterdam

Het ruim een jaar eerder opgenomen 'Amsterdam' (Ramboy 27) heeft eenzelfde aanpak. Het hele fragiele van de debuut-cd is eraf. Neem 'Round & Round'. De altsax zet een springerig thema in, een liefelijk geluid zonder weekheid. Moore blaast in 'Fence' een solo op alt met krachtige, zelfbewuste, korte frases, gevoed door de ritmesectie. In 'Rub It In' heeft de klarinet een vol geluid. Aan het slot schurkt hij tegen het ritme aan. In 'Not Yet' verandert de sfeer, als Moore zijn klarinet inwisselt voor de basklarinet. De ballade gaat over in een stompende, bluesy passage. Bassist Clemens van der Feen heeft bij tijd en wijle een te stug geluid, maar 'Door' opent hij fraai intonerend. Let op de bekkens van Vatcher. Geweldig hoe hij de hele zaak optilt, een kwaliteit die hij in alle stukken demonstreert. In 'Door' worden de heen-en-weer schietende noten van de altsax door Fraanje opgepikt. Zijn solo heeft een uitgekiende frasering, waarin hij speelt met het tempo. 'Patterns In Nature' is een feature voor Fraanje. Ingetogen en sprankelend spel, het gaat hand in hand. Ik merkte al op dat de solo's van Fraanje ademen en ruimtelijkheid hebben. In wezen geldt dat voor de muziek van het kwartet als geheel.


DROM, New York

Wie Holshauser, Bennink & Moore in mei 2009 in het Bimhuis gehoord heeft, zal zich verbazen over 'Live In NYC' (Ramboy 28) van zes maanden later. Raakte in mei Holshauser enigszins beklemd tussen Moore en Bennink, nu hebben wij te maken met drie aan elkaar gewaagde, goed op elkaar ingespeelde stemmen. 'Snowdrift' is een korte, vrij geïmproviseerde ballade. Daarnaast bevat de cd een drietal langere vrije improvisaties, die steeds weer als opmaat dienen voor een compositie. Zo gaat 'Truthiness', een improvisatie in uptempo, over in 'Families Be So Mean' van Moore, een slepende blues op basklarinet, 'Kerfuffle' in 'In I Never Knew' van Kahn & Fiorito. Elegante lijnen van Moore op alt over fraaie akkoorden van Holshauser en stimulerende brushes van Bennink, waarop de accordeon overneemt met lichte, luchtige swingende lijnen, en Moore in een begeleidingsrol. Krachtig spel in het afsluitende 'Rivulet', dat overgaat in 'Balfa Waltz', een cajun, geschreven door de Balfa-broers. Daaruit blijkt dat Moore een goede neus heeft voor aanstekelijke stukken, die niet direct voor de hand liggen. Dat wordt nog eens bevestigd door 'Hararavo Bilo', een traditional van Madagascar met zijn dansende melodielijn. Het wonderschone 'Bilbao Song' van Kurt Weill krijgt een sfeervolle vertolking; Moore op klarinet leidt het slot in, waarbij de accordeon nog even de melodie laat hangen.


Plusetage, Baarle-Nassau

De twee cd's van Available Jelly (Ramboy 28) zijn een welkome aanvulling op de discografie. Hun voorlaatste, 'Bilbao Song', dateert van 2005. Optredens zijn ook sporadisch. De laatste waren vorig jaar in februari in Chicago. De bezetting op deze twee cd's behoort inmiddels tot het verleden. Het concert in Baarle-Nassau betekende het laatste met rietblazer Tobias Delius, die alweer jaren in Berlijn woont. Delius krijgt de eerste solo, opzwepend, tegen een fanfare-achtige riff. Daaruit ontwikkelt zich een melodietje dat trombonist Wolter Wierbos ombuigt naar een dampende solo. Zo'n stuk contrasteert heftig met de sierlijke lieflijkheid van 'Khek Burates/Bulan', een traditional uit Myanmar, het voormalige Birma. In die eerste set werd 'Isfahan', een stuk van Ellingtons huiscomponist Billy Strayhorn, gespeeld, dat afkomstig is uit 'The Far East Suite'. De stemmingsvolle alt van Moore bepaalt de sfeer van het stuk. In de tweede set nog drie stukken van Ellington, onder andere 'Village Of The Virgins' met Wierbos in de hoofdrol, geflankeerd door twee klarinetten.

Opvallend is dat in de meeste stukken van Moore de nadruk niet op solisten ligt, wel op het maximum halen uit verschillende combinaties, bijvoorbeeld in 'The Gamekeeper' uit de eerste set, of 'Rat-like Box' in de tweede. Het is een manier van collectief improviseren, waarbij je toch de individuele instrumenten blijft horen. Het enige stuk dat trompettist Eric Boeren bijdraagt, 'Father Magpie’s Sermon', is een combinatie van ontspoorde fanfares en dolgedraaide swing, waarbij bassist Ernst Glerum en Vatcher geen enkele moeite met de wisselingen tonen. Het stuk gaat over in 'Arsenius' van Moore. Op het hoesje krijgt het nummer 5, maar, nummer 5 is onmiskenbaar 'I’m Just A Lucky So And So' van Ellington, een stemmige ballade. Als toegift werd 'Kwela For Taylor' gespeeld, een uitbundige uitsmijter, exemplarisch voor de speelvreugde van Available Jelly.


Bimhuis, Amsterdam

Heeft Moore bij bovenstaande cd gekozen voor een variëteit aan componisten, op de twee kwartet-cd's zijn op 'It Might As Well Be Spring' van Rodger & Hammerstein na alle composities van zijn hand. Niet dat dat eenvormigheid betekent. Het album 'Easter Sunday' van april 2011 (Ramboy 30) heeft uitbundige uptempo swingers ('Tilgit'), stukken waarin de intensiteit langzaam wordt opgevoerd ('Cool, Simmering') en ballades ('Rua Amarga') met een sprankelende pianosolo van Harmen Fraanje in een uitgekiende timing, die je inmiddels wel zijn handelsmerk kunt noemen. Zijn solo's ademen en hebben ruimtelijkheid. Het slagwerk van MichaelVatcher is in ieder stuk een plezier om te horen, of hij nu in een vast tempo speelt, of het tempo langzaam omhoog brengt zonder ook maar een moment te jagen. 'Evguth' is daar een mooi voorbeeld van. Gaandeweg het stuk gaan tempo en temperatuur omhoog."

Kees Stevens, februari 2012